Wat tegenwoordig vanzelfsprekend is of zelfs bijna als natuurlijk wordt beschouwd, heeft echter meer dan 700 jaar geschiedenis: toen vroeger het zicht verminderde en de ogen zwakker werden, was het gebruikelijk dat mensen zich daaraan aanpasten en zelf oplossingen zochten, wat echter niet altijd eenvoudig was. Zo klaagde de Romeinse retoricus Cicero erover zijn teksten door zijn slaven te moeten laten voorlezen. Ook de beruchte keizer Nero gebruikte smaragd om de gladiatorengevechten in het Colosseum en de wagenrennen in het Circus Maximus beter te kunnen volgen.
Oude beschavingen zoals de Maya’s, Egyptenaren of de Chinezen vonden geen oplossing voor dit probleem. De Griekse wis- en natuurkundige Archimedes (287-212 v. Chr.) gaf een eerste voorzet met de uitvinding van de brandspiegel, die volgens de legende een groot deel van de Romeinse vloot, tijdens de drie jaar durende belegering van Syracuse, in brand zou hebben gezet.
Gaius Plinius (23-79 na Chr.) vermeldde op zijn beurt in een van zijn talloze geschriften het vergrotingseffect van een met water gevulde glazen bol, maar heeft deze kennis niet verder onderzocht, noch gebruik van gemaakt. De eerste stap in de goede richting werd gezet door de Griekse filosoof Ptolemäus (rond 150 na Chr.) met de formulering van de brekingswetten. Toch duurde het nog meer dan duizend jaar voordat dit werd opgepikt door de Arabische wiskundige en astronoom Alhazen, ook als Ibn al-Haitam bekend, in zijn boek “Book of Optics” waar het werd opgenomen en waar de wetten voor een goed gezichtsvermogen (zoals de brekingsindex) hun basis vonden.
In zijn boek, waarin ook over de leer van het zien en over reflectie werd geschreven, was hij de eerste die het idee suggereerde om het oog met behulp van een geslepen, optische lens te ondersteunen, voordat Snellius (1581-1626) ongeveer 500 jaar laten de lichtbrekingswet introduceerde en deze in zijn vijfdelige werk over optica publiceerde.
Het eerste baanbrekende succes op het gebied moet echter toegeschreven worden aan Italiaanse monniken rond de 13e eeuw. Deze maakten de eerste geslepen glazen in halve vorm, die als vergrootglas dienden . Hiervoor gebruikten ze het bergkristal beril, totdat in 1267 de Oxfordse Franciscaanse monnik Roger Bacon het academische bewijs leverde dat men door de glazen op een bijzondere manier te slijpen kleine en moeilijk te herkennen letters kon vergroten.
//www.instagram.com/p/CDJMKkmhKRk/
De geboorteplaats van de bril ligt daarom dus in Italië. Preciezer gezegd, in de wereldberoemde glasfabriek van Murano in Venetië. Maar dat is eerder om logistieke en minder om wetenschappelijke redenen. Want enkel zij waren in de dertiende eeuw in staat om het voor het productieproces benodigde witte glas te produceren. Het succes zorgde ervoor dat binnen de kortste tijd zelfs de eerste voorschriften werden vastgelegd om de kwaliteit voor het productieproces te waarborgen.
De eerste leeshulpmiddelen of brillen, waarvan het woord afkomstig is van het bergkristal beril, hadden een konvex geslepen glas, dat de Italianen met ijzer, hoorn of hout omrandden. De omranding was meestal een eenvoudige manier om de eerste brillen mee te kunnen stabiliseren, waardoor verzienden weer de mogelijkheid kregen om geschreven woorden te kunnen zien.
Met de verspreiding van de leer van Snellius begon ook de productie van de brillen die tot op een bepaalde hoogte lekem op de modellen zoals we ze tegenwoordig kennen. De nietbril moest in toenemende mate wijken voor de bril met pootjes. Vooral vermogende en rijkere burgers en edelen hielden van monturen die uit een één stuk bestonden, aangezien ze van brons of ijzer werden gemaakt en waardoor zich van de lagere bevolkingsgroepen konden onderscheiden.
In Spanje begonnen al vroeg de grote monturen het openbare leven te domineren en konden zelfs als een soort van statussymbool worden beschouwd. Voor het eerst werd ook aan het draagcomfort gedacht, zodat een neusbrug van leer niet langer ongewoon was. Desalniettemin bleef het fixeren van een brilmontuur een van de grootste problemen van die tijd, die pas met de introductie van de zogenaamde Nürenberger draadbril in de 18e eeuw een oplossing boodt. Tot dan toe gleed het brilmontuur van de neus of werd het zo strak bevestigd dat dit onmogelijk lekker op de neus kon zitten.
Tegen het einde van de 18e eeuw werd het oogglas, beter bekend als monocle, steeds populairder. Vooral de gehobene klasse uit Duitsland en Engeland greep er naar, terwijl de Fransen de voorkeur gaven aan de „schaarbril”. Deze bril werd niet gedragen op de neus zelf, maar werd door de spieren rond het oog vastgehouden. Het had het voordeel dat het gemakkelijk kon worden afgezet, zodat men in de aristocratische kringen in en rond Parijs nooit een teken van zwakte hoefde te laten zien.
Onze bril dankt zijn huidige uiterlijk aan de verdere ontwikkelingen in de jaren 20 van de vorige eeuw, zodat de verscheidenheid aan vormen, kleuren en materialen tegenwoordig nog nauwelijks grenzen kent. Wereldwijd heeft de bril zich vooral in het nieuwe millennium van noodzakelijke kwaad tot een van de belangrijkste fashion-accessoires ontwikkeld. In ons assortiment vind je alle mogelijke soorten brillen, die de brillenwereld heeft voortgebracht. Scroll dus graag door de geschiedenis van de bril 😊